ARNHEM/LEEUWARDEN - Het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden veroordeelt een 34-jarige vrouw voor het doden van haar pasgeboren baby tot een gevangenisstraf van vijf jaar, met aftrek van het voorarrest. Daarnaast legt het hof aan de vrouw de maatregel van terbeschikkingstelling met voorwaarden op en een gedragsbeïnvloedende of vrijheidsbeperkende maatregel.



De ernst van het feit

De vrouw heeft op 11 april 2020 haar baby binnen dertig minuten na zijn geboorte gedood. Zij heeft hem veel letsel toegebracht en hem om het leven gebracht door verwurging. Dit laat niemand onbewogen. Het feit heeft zeer grote impact gehad op de toenmalige partner van verdachte, familieleden en andere personen die bij het voorval en het onderzoek daarna betrokken zijn geweest. Ook vanuit de maatschappij wordt geschokt gereageerd op dit soort feiten. Het feit heeft daarnaast grote impact gehad op verdachte zelf. Zij zal moeten leren leven met het feit dat zij haar baby om het leven heeft gebracht.


Doodslag

Het hof is, net als de rechtbank, van oordeel dat niet wettig en overtuigend bewezen kan worden dat er sprake is van voorbedachte rade, en spreekt de vrouw dus vrij van moord. Wel staat vast dat zij haar baby met opzet om het leven heeft gebracht. Zij was alleen thuis tijdens de bevalling, de baby kwam levend ter wereld en de baby is vervolgens door haar gedood.


Het gestelde geheugenverlies

Wat daadwerkelijk de reden is dat de vrouw haar kind doodde blijft onduidelijk omdat de vrouw zegt geen herinneringen te hebben aan die gebeurtenis. Het hof kan op basis van het dossier en wat er op de zitting is gebleken niet vaststellen dat zij leugenachtig is. De verschillende rapportages van de deskundigen over de vrouw laten de mogelijkheid open dat het door haar beschreven geheugenverlies authentiek is. De deskundigen hebben op dit punt uiteenlopende bevindingen en conclusies. Door deze wisselende bevindingen en conclusies van de deskundigen vindt het hof geen aanleiding om de vrouw dit geheugenverlies aan te rekenen bij het bepalen van de straf.


De opgelegde straf en maatregelen

Vanwege de aard en de ernst van het bewezenverklaarde feit is een gevangenisstraf van significante duur aangewezen. Het hof legt de vrouw daarom een gevangenisstraf op van vijf jaar. Daarbij heeft het hof rekening gehouden met het feit dat er ook een maatregel van terbeschikkingstelling wordt opgelegd. De deskundigen hebben toegelicht dat een langdurige gevangenisstraf kan leiden tot een verminderde effectiviteit van de noodzakelijke, daaropvolgende behandeling van de stoornis van de vrouw.


In lijn met de adviezen van de deskundigen legt het hof aan de vrouw een maatregel van terbeschikkingstelling met voorwaarden op. De vrouw heeft aangegeven bereid te zijn om zich aan de op te leggen voorwaarden te houden. Het hof vindt een behandeling binnen een terbeschikkingstelling met voorwaarden een afdoende, passend en noodzakelijk kader. De terbeschikkingstelling met voorwaarden wordt dadelijk uitvoerbaar verklaard, wat betekent dat aansluitend aan de gevangenisstraf kan worden gestart met de door de deskundigen noodzakelijk geachte klinische behandeling.


Tot slot legt het hof aan de vrouw een zogeheten gedragsbeïnvloedende of vrijheidsbeperkende maatregel op. Dit maakt het mogelijk dat na de beëindiging van de tbs-behandeling eventueel voorwaarden worden gesteld die herhaling moeten voorkomen. Daarbij vindt het hof van belang dat de deskundigen beschrijven dat een risico op herhaling aanwezig is, maar dat dit risico lastig is in te schatten. Bovendien zou herhaling vanwege het specifieke karakter van het strafbare feit zich ook pas na relatief langere tijd kunnen voordoen.