De minister-president uitte zijn excuses in het Nationaal Archief in Den Haag in aanwezigheid van vertegenwoordigers van organisaties die zich sterk maken voor erkenning van de gevolgen van slavernij. In Suriname en op Aruba, Curaçao, Sint Maarten, Bonaire, Sint Eustatius en Saba gaan leden van het kabinet na de toespraak met betrokken organisaties en autoriteiten in gesprek over wat die excuses ter plekke betekenen.
We doen dit, en we doen dit nu, om staande op de drempel van een belangrijk herdenkingsjaar, samen de weg vooruit te vinden. We delen niet alleen het verleden, maar ook de toekomst. Dus zetten we vandaag een komma, geen punt.
De excuses van de minister-president en de gesprekken van kabinetsleden elders zijn een belangrijk onderdeel van de kabinetsreactie op het rapport Ketenen van het Verleden dat het adviescollege Dialooggroep Slavernijverleden in juli 2021 presenteerde. Daarin krijgt de regering het advies om over te gaan tot erkenning, excuses en herstel voor de slavernij in het Koninkrijk. De kabinetsreactie op het rapport is vanmiddag naar de Eerste en Tweede Kamer verstuurd.
Na afloop van de speech gaat de minister-president, samen met de vicepremiers Kaag, Hoekstra en Schouten en de ministers Bruins Slot en Dijkgraaf, in een besloten bijeenkomst in gesprek met de aanwezigen.
Kabinetsreactie
Het kabinet stelt een fonds van 200 miljoen euro beschikbaar voor maatregelen op het terrein van bewustwording, betrokkenheid en doorwerking. De programmering en bestemming van het fonds vindt plaats in gezamenlijkheid met onder andere nazaten en betrokkenen.
Daarnaast stelt het kabinet voor om een onafhankelijk Herdenkingscomité op te richten. Dit Herdenkingscomité moet de komende jaren zorgen voor een grootse, waardige herdenking van het slavernijverleden op 1 juli, samen met het Caribische deel van het Koninkrijk, Suriname en andere landen. Het komende herdenkingsjaar 2023 wil het kabinet gebruiken om samen met maatschappelijke partijen, en het op te richten Herdenkingscomité, te kijken hoe de jaarlijkse herdenking blijvend grootser, waardiger én meer in samenhang is te organiseren.
Het komende herdenkingsjaar, dat begint op 1 juli 2023, bestaat onder andere uit enkele grote, Koninkrijksbrede evenementen. De Koning voelt zich persoonlijk zeer betrokken bij het onderwerp en zal op 1 juli aanwezig zijn bij de herdenking en viering in Amsterdam. Het komende herdenkingsjaar biedt veel ruimte voor maatschappelijke, culturele en educatieve initiatieven uit de samenleving.
Verdere stappen
De regering ziet de excuses van vandaag als een eerste stap. Naast de excuses kondigt het kabinet in haar reactie het voornemen aan om het slavernijverleden een stevige plek te geven binnen het onderwijs omdat dat de plek is waar jongeren in aanraking komen met geschiedenis.
Ook zet het kabinet in op het vergroten van kennis en bewustwording door het behoud en de verdere ontwikkeling van musea, archieven en de bescherming van cultureel erfgoed, zowel in Europees Nederland als in de Caribische delen van het Koninkrijk en andere betrokken landen. Met Aruba, Curaçao, Sint Maarten, Bonaire, Sint Eustatius en Saba wordt overlegd over hun specifieke wensen op deze gebieden. Ook draagt het kabinet bij aan de ontwikkeling van een nationaal slavernijmuseum, met daaraan verbonden een kenniscentrum. Aangekondigd, meerjarig onderzoek naar het slavernijverleden levert input aan die instellingen. Daarnaast wordt het makkelijker om een aan de slavernij gerelateerde achternaam te veranderen.
Voor de gruwelijk vermoorde Curaçaose verzetsheld Tula kondigt het kabinet een officiële rehabilitatie aan. Het voorziene fonds biedt ook mogelijkheden om andere verzetsstrijders op gepaste wijze te eren.